Openingswoord tentoonstelling Goesting 1door Piet Augustijn d.d. 07-11-2015
Goesting is een Nederlands woord dat voornamelijk in Vlaanderen gebruikt wordt. Het betekent zin, lust of trek, als in: "Ik heb goesting in frieten" (ik heb zin in frieten). Goesting komt via het Oudfranse goust (modern Frans goût) van het Latijnse gustus ("smaak"). De uitgang -ing is dan weer Germaans van oorsprong, wat het woord typisch Belgisch-Nederlands maakt: een deel komt uit het Nederlandstalige landsgedeelte ten noorden van de Taalgrens, een deel uit het Franstalige zuiden.
Het woord goesting werd in december 2004 door de luisteraars van Radio 1 voor Vlaanderen als mooiste woord van de Nederlandse taal verkozen. Reinhilde Van Grieken stuurde bij haar foto voor KLEI een aanvulling op het woord. Als men het woord ‘goesting’ hoort denkt men in eerste instantie aan eten, aan iets lekkers of aan iets positiefs...iets doen waar je zin in hebt, iets waar je gelukkig van wordt.Nochtans kan ‘goesting’ ook in de negatieve zin gebruikt worden. Iemand kan bv. ‘goesting’ hebben om een eind aan zijn leven te maken. Of iemand kan ‘goesting’ hebben om iets te doen wat sociaal gezien helemaal niet aanvaardbaar is. Voorlopig ga ik uit van de positieve connotatie. In het onderwijsconcept van de deeltijdopleidingen in België, een fenomeen dat in Nederland niet bestaat, maar iedere stad in Vlaanderen heeft een eigen academie met vaak specifieke richtingen, maar ook in de voltijdopleidingen aan de kunstacademies ligt de nadruk op de artistieke ontwikkeling van de studenten en komen vrijwel alle technieken in een gekozen materiaal (klei, glas, textiel) aan bod. De docenten sporen de studenten aan deze technieken door elkaar te gebruiken en te combineren binnen één specifiek object. Maar ook om klei te combineren met andere materialen als hout, staal, koper, ijzer, kunststof, textiel, e.a. De studenten zijn afkomstig uit uiteenlopende kunstdisciplines of hebben geen artistieke vooropleiding en kunnen hun specifieke kwaliteiten delen met anderen. Gastdocenten met een specifieke expertise worden uitgenodigd om de studenten in aanraking te brengen met zoveel mogelijk aspecten uit de wereld van de keramiek, tot performances met porselein aan toe. De studenten moeten leren met het materiaal om te gaan, dit te overstijgen en het te gebruiken om zijn of haar creativiteit uit te drukken. In Nederland bestaat nog één specifieke keramiekopleiding, die aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Daar ligt de nadruk op het beeldend vertalen van artistieke ideeën in het materiaal klei met gebruikmaking van de technische verworvenheden. De technische kant van de keramiek wordt vooral bediend door de opleidingen van de SBB in Gouda. Zijn er dan uiteindelijk verschillen tussen keramische kunst uit Nederland en uit België, beperken de verschillen zich tot subtiele details of zijn er (vanwege de globalisering, het kosmopolitische karakter van de hedendaagse kunstenaar??) helemaal geen verschillen? Is het nationaal tegenover internationaal? Lijkt alles op elkaar of heeft de keramiek van beide landen wel degelijk een eigen karakter? De tentoonstelling Goesting vergelijkt, zet naast elkaar, informeert en trekt soms conclusies, zodat meningen gevormd kunnen worden. Een verschil wil ik u zeker niet onthouden. De opleiding aan de SBB is vooral gericht op de technische aspecten van het maken van keramiek. In de deeltijdopleidingen in België spelen vooropleiding, ervaring of leeftijd geen rol en lopen de resultaten na vijf jaar opleiding nogal uiteen, maar valt me vooral het sterk persoonlijke karakter van het werk (zowel in keramiek als in glas) op. In Nederland lijkt er meer afstand te bestaan: alsof de Belgische keramiek gemaakt wordt uit het hart en de Nederlandse vanuit het hoofd. Gevoel en verstand tegenover verstand en gevoel. Maar wellicht kunt u dat gemotiveerd meteen onderuit halen. Ingetogen, poëtisch, verbeeldend, introvert, betrokken, afstandelijk, persoonlijk, conceptueel. Vult u maar aan en in. Katrien Boon zei me nog dat Vlamingen meestal kleiner werken dan Nederlanders en dat zij daar graag verandering in brengt. Zal dit dan toch met de keramiekhistorie te maken hebben? Als je kijkt naar mensen als Johan Creten en Johan Tahon, nu te zien in de tentoonstelling Ceramix in Maastricht, valt dat klein overigens wel mee. Er is nog iets dat opvalt. De eerste prijs van de keramiekbiënnale van de NVK in Zeewolde ging in 2012 naar Yves Malfliet, de eerste prijs van de triënnale, dit jaar in Apeldoorn, naar Paula Bastiaansen. Een nek-aan-nekrace, maar geen race op leven en dood, eerder een vriendschappelijke wedstrijd. Zo heb ik de competitie tussen Nederland en België, en de tentoonstellingen die ik organiseerde met Nederlandse en Belgische glaskunstenaars, ook altijd gezien. Maar een recente ontwikkeling lijkt daarin verandering gebracht te hebben: de wedstrijd KLEI in beweging, uitgeschreven door KLEI t.g.v. het 35-jarig bestaan. De eerste vijf plaatsen zijn gegaan naar Belgen. BesteBuren: vijf Nederlandse en vijf Belgische keramisten. Ik probeer ze alle tien, in willekeurige volgorde, kort te typeren: De objecten van Reinhilde Van Grieken zijn tolvormig, luchtig en open. Soms voorzien van gaatjes, soms van transfers en lusters. Oorspronkelijk gedraaid, daarna versneden en vervormd tot samengestelde, organische objecten met een sterke zeggingskracht. Vervreemding is een sleutelwoord in haar werk, open en dicht een ontdekkingsreis. De natuur is voor Arja Hoogstad een eindeloze bron van inspiratie. Vanuit een fascinatie voor organische beeldende elementen werkt ze met snoeiafval uit de volkstuin. Getransformeerd in porselein krijgen ze een eigen identiteit, los van hun oorsprong. De verwantschap met lichaamseigen vormen is evident: de wetmatigheid van groeivormen vertoont sterke overeenkomsten. Klei is slechts één van de materialen die Brénine hanteert. Ze werkt in uiteenlopende technieken, schildert en fotografeert. In haar ruimtelijke werken zijn natuurstructuren het meest opvallend. Met soms dierenschedels en vloeiende slierten. In het werk nestelen de ervaring van onvoorziene verbanden, de ontwapening voor het raadselachtige en het speelse van een schitterende vogel. Groeivormen en ritmes in de natuur inspireren Ceciel van der Weide. Intuïtief, van buiten naar binnen of omgekeerd, werkt ze in de massieve klei naar diepere lagen, verfijnde texturen en spannende openingen. Gaten en spiraalbewegingen fascineren haar en combineert ze tot natuurlijke bewegingen zodat er bijna fossielachtige beelden ontstaan die oerkracht uitstralen. Johan Van Geert stelt zich de vraag of zaken die wij voor waar aannemen, ook werkelijk waar zijn. Krijgen we niet verkapte leugens opgedist die als waarheid verkocht worden en op welk niveau speelt dat dan? Hij verschuilt zijn kommer achter speelse vormen, fabelwezens. Maar wil met die knipoog de vinger op de zere plek leggen. In het werk van Cecil Kemperink zijn verbinding, beweging, geluid, verwondering, verandering, ritme en hoeveelheid belangrijke uitgangspunten: arbeidsintensieve, repeterende handelingen maken vele onderdelen, die samen het werk vormen. Elk onderdeel is essentieel en beïnvloedt de ander. Het aardse materiaal klei en intuïtief werken: zoeken naar een bijzondere balans. Katrien Boon heeft werk Afrodisiaca speciaal voor de tentoonstelling gemaakt. Een gestileerde tong, uitvergroot en bestaand uit 54 elementen (kleine tongen). Ze verbindt het woord of begrip goesting onlosmakelijk met prikkelende smaaksensaties. Het wellustige van passie met een nog intenser verlangen naar meer. Goesting kan je op verschillende manieren interpreteren. Hoe verschillend bekijken de deelnemende kunstenaars dit onderwerp? De beelden van Jeannet Klement zijn commentaren op de vraag wat de mens in feite ziet wanneer hij zijn oog over zijn medemens laat gaan en dan met name in het openbare leven. In een maatschappij die voortdurend aan veranderingen onderhevig is, verschuift de relatie tussen het individu en zijn leefomgeving. Dit spanningsveld is haar werkterrein: van klei maakt ze momentopnames van de mens, gebaseerd op indrukken en observaties van haar dagelijkse omgeving. Voor Lieven Demunter zijn beelden stille getuigen van een voortdurende bevraging van zichzelf en de wereld om hem heen. En anders dan het denken dat verdeelt en heerst, dat identificeert en etiketten opplakt, gaat zijn creativiteit voor de complexiteit van het leven als een groter geheel. Waarin scherpe begrenzingen vervloeien, waar mensen zich tonen van een dierlijke kant en dieren zich verbaasde mensen weten. Een waterspuwer of gargouille is een uitmonding van een goot of waterbekken, gewoonlijk uit steen gehouwen. Deze sculptuur – vaak een voorstelling van duivels, monsters of roofvogels - doet dienst als regenwaterafvoer, om te voorkomen dat het regenwater langs de gevel naar beneden stroomt. Waterspuwers worden al sinds de oudheid toegepast, maar worden vaak vooral geassocieerd met de gotiek. Er is geen vaste regel voor de voorstelling die met de waterspuwer wordt weergegeven. Dat is meteen wat waterspuwers zo aantrekkelijk maakt: er zijn gewoonlijk geen twee spuwers gelijk en allerlei mens-, dier- en fantasiefiguren zijn mogelijk. De spuwers zijn vaak ook met veel gevoel voor humor uitgevoerd. Linaaa brengt de waterspuwer naar de 21e eeuw. Haar beelden hebben een kwaadwerende functie, maar zijn er ook als beeld. Wat kunnen we concluderen over het werk van deze tien verschillende kunstenaars. In ieder geval dat de thematiek elkaar niet veel ontloopt: de natuur (bij wie niet??), de mens, de architectuur. Weliswaar uitgewerkt in een zeer uiteenlopende beeldtaal, maar dat is nou juist het interessante van dit soort confrontaties. Hedendaagse keramiek is zeer gevarieerd en de innovatieve aanpak gaat vaak meer gepaard met grensverleggende pogingen dan met technische vaardigheden. Potten, vazen en andere containervormen worden nog steeds gemaakt, maar niet altijd meer als functionele vorm. De vorm wordt ingezet om beeldhouwkunstige elementen als kleur, vorm en compositie te duiden. Steeds meer wordt klei een materiaal waarin ideeën over vorm, textuur en ruimte worden vastgelegd. Heeft Caroline Andrin van de Academie in Brussel hierover gezegd. Keramisten/kunstenaars gebruiken nieuwe benaderingen van het medium klei om te komen tot actuele uitdrukkingsvormen. Het spuwen van de waterspuwers heeft een negatieve klank. Beter kunnen we zeggen sproeien of sprenkelen. Als je er toevallig onderloopt, word je besproeid, gedoopt met hemelwater. En wat is er mooier dan om hiermee te besluiten. |